Wat is een eerlijke manier om vermogen te belasten? Het Centraal Planbureau rekende vier varianten door voor de heffing in box 3.
Coalitiepartners VVD en PvdA broeden op een brede belastingherziening. De heffing op spaargeld en beleggingen in box 3 wordt ook bekeken. Maar die discussie is politiek beladen, te meer omdat de PvdA sympathiek staat tegenover ideeën om de ‘rijken’ zwaarder te belasten, terwijl de VVD daar niets van moet hebben.
Het Centraal Planbureau presenteerde maandag meer stof voor discussie, met een doorrekening van vier varianten voor een alternatief van de huidige vermogensrendementsheffing.
De huidige heffing in box 3 is gebaseerd op een fictief rendement van 4 procent per jaar op vermogen. Daarover wordt 30 procent belasting geheven, wat een effectieve heffing van 1,2 procent op vermogen oplevert.
Belangrijk kritiekpunt is dat de vermogensheffing de afgelopen jaren vooral voor spaarders hard aankwam, gelet op de relatief lage spaarrentes.
Vermogen belasten: draagkracht en uitvoerbaarheid
Bij de discussie over de vermogensheffing zijn er twee belangrijke elementen: de draagkracht van huishoudens en de uitvoerbaarheid. Voordeel van de huidige regeling is dat de Belastingdienst met relatief weinig gegevens de vermogensheffing efficiënt kan uitvoeren.
Een regeling gebaseerd op daadwerkelijk behaalde rendementen op bijvoorbeeld spaargeld en aandelen, is rechtvaardiger, maar vergt bijvoorbeeld meer gegevens over behaalde vermogenswinsten. De uitvoering van de belastingheffing wordt dan complexer.
Wie betaalt hoeveel in box 3?
Om overzicht te krijgen heeft het CPB eerst in kaart gebracht op wie de vermogensrendementsheffing van toepassing is. Daarbij gaat het om ongeveer 1,8 miljoen huishoudens. Zo'n 5,5 miljoen huishoudens betalen geen belasting in box 3, omdat ze per saldo minder dan 21 duizend euro vrij vermogen hebben.
Het kwart van de huishoudens dat wel onder de heffing in box 3 valt heeft een gemiddeld vermogen in box 3 van ongeveer 247 duizend euro. Maar daar zitten grote verschillen bij. De 10 procent huishoudens met het meeste vermogen hebben gemiddeld bijna een halve ton vrij vermogen. Zij bezitten ook 70 procent van het totale vermogen in box 3.
Van de huishoudens die belasting betalen in box 3 betaalt de grootste groep, ongeveer 30 procent, jaarlijks 1.000 tot 5.000 euro. Dan gaat het dus over vrije vermogens tussen de 83 duizend en 416 duizend euro. Zie onderstaande tabel, waarbij de betaalde belasting in box 3 is verdeeld over groepen huishoudens.
(klik voor uitvergroting)
Vermogen in box 3 anders belasten
Dan de alternatieven die het CPB aandraagt voor de huidige heffing. Het Planbureau heeft vier opties bekeken.
1)Het huidige systeem, maar een hogere heffing vanaf 5 ton vermogen. Hierbij gaat het om een hogere belasting van grotere vermogens, door vanaf 5 ton vermogen op het fictieve rendement van 4 procent per jaar 50 procent belasting te heffen. Dan betaal je dus tot 500 duizend euro effectief 1,2 procent in box 3 en daarboven 2 procent op het vermogen.
2)Het jaarlijkse rendement is gelijk aan gemiddelde spaarrente van afgelopen vijf jaar. Dit voorstel van de Commissie Van Dijkhuizen komt erop neer dat niet met een vast rendement van 4 procent per jaar wordt gerekend, waarover 30 procent belasting wordt geheven. In plaats daarvan wordt het rendement gelijk gesteld aan de gemiddelde spaarrente over de afgelopen vijf jaar. Daarover wordt 30 procent belasting geheven.
3)Een heffing op basis van daadwerkelijk behaalde rendementen, met verliescompensatie. Dit scenario heeft het CPB doorgerekend met als basisjaar voor de verliescompensatie 2003.
4)Een verschillend rendement per vermogenscategorie, op basis van het historische rendement tussen 1990 en 2012. Hierover wordt per categorie 30 procent belasting geheven. Over de periode 1990 tot 2012 lag het gemiddelde jaarlijkse rendement op aandelen op 5,7 per jaar, op obligaties 4,9 procent, op woningen 4,4 procent en op spaarrekeningen 3,3 procent, aldus het CPB.
In deze variant betaal je op spaargeld dus effectief 1 procent belasting en op aandelen 1,7 procent.
Opbrengsten vermogensbelasting voor de staat
Onderstaande tabel toont het effect van de vier alternatieven op de belastinginkomsten in box 3 - die liggen nu tussen de 3,3 en 3,7 miljard euro per jaar. De tabel toont de afwijking ten opzichte van de huidige opbrengsten.
(klik voor uitvergroting)
Te zien valt dat als je uitgaat van daadwerkelijke rendementen (groene lijn) de belastinginkomsten in box 3 veel meer schommelen en sinds 2008 veel lager zouden zijn in vergelijking met de huidige opbrengsten.
In de variant waar het gemiddelde spaartarief van de afgelopen vijf jaar leidend zou zijn geweest (paarse lijn), vallen de recente historische opbrengsten ook lager uit - niet vreemd als je de relatief lage spaarrentes in ogenschouw neemt. De inkomsten zijn wel relatief stabiel.
Bij een extra 'rijkentaks' - dus 2 procent belasting in box 3 boven de 5 ton - vallen de historische inkomsten ook hoger uit en zijn ze relatief stabiel (blauwe lijn).
Een heffing op basis van historische rendementen per vermogenscategorie (dus spaargeld, aandelen, obligaties, onroerend goed), zou ook hogere inkomsten hebben gegenereerd in de afgelopen jaren, zij het dat ze iets meer schommelen.
Belasting box 3 per vermogenscategorie
Interessant aan de laatste variant is vooral dat enerzijds de heffing relatief eenvoudig blijft: het blijft een fictief rendement, maar dan per vermogenscategorie, gebaseerd op langjarige gemiddelden. Extra informatie over daadwerkelijke rendementen heeft de fiscus niet nodig.
Tegelijk is het zo dat bij een onderscheid per vermogenscategorie er een vorm van progressiviteit ingebakken zit. Huishoudens met kleine vermogens hebben immers vooral spaargeld (lager rendement, lagere belasting), terwijl rijkere huishoudens per saldo meer beleggen in aandelen (hoger rendement, hogere belasting).
Wat je natuurlijk wel houdt, is een discussie over een eerlijk rendement. Het CPB heeft er in bovenstaande doorrekening voor gekozen om langjarige rendementen te nemen van 22 jaar. Dan kom je uit op een gemiddelde spaarrente van 3,3 procent, wat gelet op de recente ontwikkelingen relatief hoog is. Aan de andere kant: kijk je naar de beursontwikkeling van de afgelopen drie tot vijf jaar, dan is een rendement van 5,7 procent per jaar op aandelen relatief laag.
Lees ook
Hoe VVD en PvdA een deal kunnen sluiten over de vermogensbelasting in box 3
Oeps! We konden je formulier niet vinden.
Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl